06 533 44 126

Links afslaan op een kruispunt

  1. Algemeen kijken. Mag/kan ik wel links afslaan?
  2. Spiegelen voor het richting aangeven; Binnenspiegel, naar voren, linkerbuitenspiegel en over de linkerschouder. (Kan ik veilig links afslaan zonder ander verkeer te hinderen.)
  3. Richting aangeven. Naar links. (Het voornemen om linksaf te slaan moet je tijdig laten zien aan het overige verkeer.)

Voorsorteren

4a. Voorsorteren mag. Het is geen verplichting.

4b. Als je voorsorteert, geef je het verkeer achter je de gelegenheid om je wat makkelijker in te halen.

4c. Als je voorsorteert, houd dan het volgende in de gaten:

  • Je krijgt te maken met tegenliggers (auto’s van tegengestelde richting)
  • Op een volledige eenrichtingsweg geheel naar links opschuiven.
  • Op een gedeeltelijke eenrichtingsweg tegen de wegas.
  • In voorsorteervakken. (Zorg ervoor dat je niet op het laatste moment moet gaan kiezen.)

Snelheid links afslaan

5. Snelheid verminderen. Kijken binnenspiegel en buitenspiegels, remmen, en terugschakelen naar de tweede versnelling. (De tweede versnelling is de ideale versnelling voor het nemen van bochten. Je voorkomt nu dat je de bocht te hard neemt en daardoor gevaar of hinder op het kruispunt veroorzaakt.

Kijkgedrag links afslaan

6. Kijken in ieder geval: naar voren, naar links, naar voren en naar rechts. Kijk tevens naar links i.v.m. obstakels;

  • Moet ik voorrang verlenen?
  • Verleent men mij voorrang?
  • Controleer of je rechtdoorgaand verkeer voor moet laten gaan. (Korte voor lange bocht, ook fietsers voor laten gaan.)

Dode hoek, net voor het afslaan

7. Kijken in de linkerbuitenspiegel en over de linkerschouder;

  • Bij het linksaf slaan steek je het linkerweggedeelte over. Het is van het grootste belang, dat je goed de snelheid van je tegenliggers inschat, zodat je niet voor problemen komt te staan.
  • Bestuurders die op het kruispunt rechtsaf slaan, moet je ook voor laten gaan.
  • Kijk links de weg in of er geen obstakels zijn waardoor je op het kruispunt stil komt te staan. Kijk goed de weg in die je inslaat i.v.m. inhaalmanoeuvres.

Insturen

8. Insturen naar links. ( ruime bocht nemen zodat je zoveel mogelijk rechts uitkomt.)

9. Terugsturen naar rechts, tot de wielen recht zijn. (Als je niet op tijd terugstuurt, geeft dat slingerend weggedrag.)

10. Nacontrole. Binnenspiegel en buitenspiegels. (Je bent een nieuwe weg ingeslagen, dus controleer goed de situaties voor en achter je.)

11. Snelheid aanpassen, aan het overige verkeer.